Vandaag zullen wij het volgende herhalen:
1. (11) Mijn betekenisloze gedachten laten mij een betekenisloze wereld zien.
Aangezien de gedachten waar ik me bewust van ben, niets betekenen, kan ook de wereld die daarvan de weergave is geen betekenis hebben. Datgene waardoor deze wereld wordt voortgebracht is waanzinnig en hetzelfde geldt voor wat zij voortbrengt. De werkelijkheid is niet waanzinnig, en ik heb zowel werkelijke als waanzinnige gedachten. Daarom kan ik een werkelijke wereld zien, als ik mijn werkelijke gedachten bij mijn zien tot leidraad neem.
2. (12) Ik voel onvrede omdat ik een betekenisloze wereld zie.
Waanzinnige gedachten verstoren je vrede. Ze brengen een wereld voort waarin nergens orde is. Een wereld die een weergave van chaotisch denken is, wordt door niets dan chaos geregeerd, en chaos kent geen wetten. In zo’n wereld kan ik niet in vrede leven. Ik ben dankbaar dat deze wereld geen werkelijkheid is en dat ik haar helemaal niet hoef te zien, tenzij ik besluit haar waarde te verlenen. En ik besluit geen waarde te verlenen aan wat totaal waanzinnig en zonder betekenis is.
3. (13) Een betekenisloze wereld baart angst.
Wat totaal waanzinnig is, baart angst omdat het volkomen onbetrouwbaar is en geen enkele basis voor vertrouwen biedt. In waanzinnigheid valt niets te vertrouwen. Het biedt geen veiligheid en geen hoop. Maar zo’n wereld is geen werkelijkheid. Ik heb haar de illusie van werkelijkheid verleend en heb geleden door mijn geloof daarin. Nu kies ik ervoor dit geloof terug te nemen en mijn vertrouwen te stellen in de werkelijkheid. Door hiervoor te kiezen zal ik ontsnappen aan alle gevolgen van de wereld van de angst, omdat ik erken dat die niet bestaat.
4. (14) God heeft geen betekenisloze wereld geschapen.
Hoe kan er een betekenisloze wereld bestaan als God die niet geschapen heeft? Hij is de Bron van alle betekenis, en alles wat werkelijk is, bestaat in Zijn Denkgeest. Het bestaat ook in mijn denkgeest, omdat Hij het met mij geschapen heeft. Waarom zou ik blijven lijden onder de gevolgen van mijn eigen waanzinnige gedachten, wanneer de volmaaktheid van de schepping mijn thuis is? Laat ik me de kracht van mijn besluit herinneren en beseffen waar ik werkelijk verblijf.
Uit: Een cursus in wonderen, Werkboek les 53, Helen Schucman, Uitgeverij: Ankh Hermes.5. (15) Mijn gedachten zijn beelden die ik heb gemaakt.
Alles wat ik zie is een weerspiegeling van mijn gedachten. Het zijn mijn gedachten die mij zeggen waar ik ben en wat ik ben. Het feit dat ik een wereld zie van lijden, verlies en dood, toont mij dat ik slechts de weergave zie van mijn waanzinnige gedachten, en dat ik mijn werkelijke gedachten belet hun weldadig licht te werpen op wat ik zie. Toch is Gods weg zeker. De beelden die ik heb gemaakt, kunnen over Hem niet zegevieren, omdat het niet mijn wil is dat dit geschiedt. Mijn wil is de Zijne en ik zal voor Zijn aangezicht geen andere goden plaatsen.