27 januari 2019

Les 28. Ik wil niets liever dan de dingen anders zien.

Les 28. Ik wil niets liever dan de dingen anders zien.

Ik wil niets liever dan de dingen anders zien. 

1. Vandaag geven we in wezen een concrete toepassing aan het idee van gisteren. In deze oefenperioden zul je een reeks uitgesproken verbintenissen aangaan. De vraag of je die in de toekomst zult naleven is nu niet onze zorg. Als je tenminste bereid bent ze nu aan te gaan, ben je op weg om ze na te komen. En we staan nog altijd pas aan het begin.
2. Je kunt je afvragen waarom het bijvoorbeeld belangrijk is om te zeggen: ‘Ik wil niets liever dan deze tafel anders zien.’ Op zichzelf is dit helemaal niet belangrijk. Maar wat staat op zichzelf? En wat betekent ‘op zichzelf’ eigenlijk? Je ziet een heleboel afzonderlijke dingen om je heen, wat in feite betekent dat je helemaal niet ziet. Of je ziet, óf je ziet niet. Wanneer je één ding anders bent gaan zien, zul je alles anders zien. Het licht dat je in één ervan ziet, is hetzelfde licht dat je in allemaal zult zien.
3. Als je zegt: ‘Ik wil niets liever dan deze tafel anders zien,’ dan verplicht jij jezelf ertoe je vooropgezette ideeën over de tafel terug te nemen en je denken te openen voor wat hij is en waartoe hij dient. Je definieert hem niet aan de hand van het verleden. Je vraagt wat hij is, in plaats van hem te vertellen wat hij is. Je bindt zijn betekenis niet aan je minieme ervaring met tafels, noch begrens je zijn bedoeling tot je onbeduidende persoonlijke gedachten.
4. Je bent niet bereid vraagtekens te zetten bij wat je al gedefinieerd hebt. En de bedoeling van deze oefeningen is juist vragen te stellen en de antwoorden te ontvangen. Door te zeggen: ‘Ik wil niets liever dan deze tafel anders zien,’ verbind je jezelf ertoe te zien. Het is geen verbintenis die iets anders uitsluit. Het is een verbintenis die evenzeer voor de tafel geldt als voor iets anders, niet meer en niet minder.
5. Je zou in feite alleen al aan de hand van die tafel visie kunnen verwerven, als je al je eigen ideeën erover terug zou nemen en er met een volkomen open denkgeest naar zou kijken. Hij heeft je iets te laten zien: iets moois en zuivers en oneindig waardevols, vol geluk en hoop. Verborgen onder al jouw ideeën ligt zijn werkelijke bedoeling, de bedoeling die hij deelt met heel het universum.
6. Door de tafel te gebruiken als onderwerp voor de toepassing van het idee van vandaag, vraag je dus in wezen om de bedoeling van het universum te zien. Je zult hetzelfde verzoek richten tot elk voorwerp dat je tijdens de oefenperioden gebruikt. En je gaat met elk van die voorwerpen de verbintenis aan om de bedoeling ervan zich aan jou te laten openbaren, in plaats van dat jij jouw oordeel erop legt.
7. We zullen vandaag zes oefenperioden van twee minuten houden, waarin het idee voor deze dag eerst uitgesproken en dan toegepast wordt op wat je maar om je heen ziet. Niet alleen moeten de voorwerpen willekeurig worden uitgekozen, maar ze moeten ook alle met dezelfde oprechtheid tegemoet worden getreden wanneer het idee van vandaag erop wordt toegepast; dit in een poging om te erkennen dat ze allemaal van gelijke waarde zijn in hun bijdrage tot jouw zien.
8. Zoals gewoonlijk dienen de toepassingen de naam te bevatten van het voorwerp waarop je oog toevallig valt, en moet je je blik erop laten rusten terwijl je zegt: 
Ik wil niets liever dan deze/dit _________ anders zien. 
Elke toepassing moet heel langzaam, en zo aandachtig mogelijk worden uitgevoerd. Er is geen haast bij.
Uit: Een cursus in wonderen, Werkboek les 28, Helen Schucman, Uitgeverij: Ankh Hermes.